pe·ri·o·diek
2pe·ri·o·diek (het; o; meervoud: periodieken)
1 periodiek geschrift, tijdschrift
Dat is het mooie van een periodiek: dat ze met enige regelmaat terugkomen, ook/zelfs in deze rare tijd. Ondanks een kleine machinebreuk, hoeven nog maar een paar exemplaren van de nieuwe editie van de “Hart van de Stadkrant” gebrocheerd (=vergaren, nieten, vouwen,schoonsnijden) te worden. Zo kunnen ze later vandaag overeenkomstig de planning/afspraak afgeleverd worden